Een paar weken geleden kwam ik op het lumineuse idee een eigen foodblog te schrijven. Zoals eerder gezegd, schreef ik al culinaire stukjes elders, maar mijn eigen plekje nog niet. Saai. Ik had immers zoveel anders om over te schrijven. Prompt had ik het heel druk, rende ik van baan naar baan en probeerde dingen te bedenken om dan maar iets over te bloggen. Zelfs van een rondje door de supermarkt raakte ik in een ongeïnspireerd dipje. Onzin. Gemiep. Gewoon aan de slag. Mijn blog, mijn regels: we bloggen gewoon over: koek!
Soms heb je dus zo’n recept wat je raakt. Iets wat je maakt omdat het interessant klinkt, smakelijk eruit ziet op het plaatje, en je toevallig het meeste al van in huis hebt. Het is vreemd, maar in dit huis gaat het om een bepaald soort recepten, waarin vaak een onredelijke hoeveelheid boter en suiker in voorkomt en een oven aan te pas komt. Zo is daar de wafel, witte chocolade en frambozenpudding (kan ik half dronken maken, het is bewezen), de brownies van Meneer Pompelmoes, rabarbercake, en een appel-peer pudding/cake van Bill. Wij houden in dit huis van Bill, net als van Nigella, Jamie en Yvette (die andere, dus). Geen obscure kookboeken, gewoon wat iedereen heeft. Plus nog heel veel anderen, en het hele internet. Recepten waar je op kunt bouwen, gewoon, omdat je weet dat wat je ermee doet het wel goed gaat komen, omdat je er zelfstandig dingen in kunt veranderen, omdat je weet dat iedereen het lekker gaat vinden. Recepten die je in een rustieke ovenschaal op tafel zet, en waarvan je gasten zeggen “Oooohhh…” en “Aaaaaahhhh…” en “Mmmmmm…” en dan heel erg onder de indruk zijn. Terwijl jij gewoon wat dingen in de keuken door elkaar heb staan klutsen en dit recept koos omdat het zo vreselijk simpel was.
Goed, dit is dus zo’n recept. Het is een nieuwe, dat wil zeggen, een recente ontdekking in Huize Pompelmoes, en het gaat in het boekje “Door te geven recepten aan de toekomstige kinderen/kleinkinderen/achterkleinkinderen”. Dat je weet dat je later bezoek van ze krijgt en ze al hollend binnen komen rennen, roepende dat Oma weer de kokosfruitkoek bakt… Sorry – ik draaf door. Volgende maand word ik al weer 28, dus dat benauwt me. Excuus.
In ieder geval, maak dit. Het is belachelijk simpel, en je hebt er nog uren plezier van, met die gezellige kokosvlokjes tussen je kiezen. Het enige obscure ingredient zou de geraspte kokos kunnen zijn, maar als je naar een beetje toko/natuurwinkel gaat, koop je een hele zak voor een habbekrats. Zelfs de Xenos verkoopt ze, geloof ik. De supermarkt verkoopt ze ook maar dan in hele kleine zakjes met hele grote prijsjes, dus neem gewoon zo’n zak mee. Het is een recept van Yvette van Boven, en ze heeft mijn laatste kookboeken fetish aangewakkerd. Alles is zo mooi, zo smakelijk, zo prachtig, zo geweldig in elkaar gezet. Komt door de naam, natuurlijk.
Koek met Kokos & Rood Fruit
Iets aangepast, uit Home Made Zomer van Yvette van Boven
- 250 gram zelfrijzend bakmeel
- 50 gram havervlokken
- 225 gram lichte basterdsuiker
- 1/2 theelepel zout
- 75 gram geraspte kokos
- 200 gram koude boter in kleine dobbelsteentjes
- 2 eieren
- 500 gram rood fruit, ik gebruik 2 doosjes gemengd diepvriesfruit van de AH
- evt. poedersuiker
Verwarm de oven voor op 180 graden.
Knikker alle droge ingrediënten in een keukenmachine, plus de boter. Pulseer tot het lijkt op strandzand, en in ieder geval de boter klein is. Niet te lang, anders wordt je kokos fijn en dat is zonde van de napret. Geen keukenmachine? Gebruik messen of hele koude handen en ga snel te werk. Schep zo’n 200 gram deeg in een kommetje, en breek de eieren boven de rest in de keukenmachine. Laat draaien tot een kleverig, zwaar deeg.
Bekleed een schaal met bakpapier. De mijne is 28 bij 20 cm, Andere Yvette zegt 30 bij 15 – kijk wat je in huis hebt. Kleinere schaal is hogere koek, maar groter niet minder lekker.
Nu komt het moeilijkste gedeelte: het deeg in de schaal prakken. Een natte lepel helpt. Onthoud: rustiek is wat het wordt, dus verdeel het redelijk maar ga niet zitten prutsen. Gewoon overal wat deeg, hier en daar wat ongelijk = bijzonder ambachtelijk.
Stort je bevroren fruit over je deeg. Ik hak grote dingen zoals aardbeien in kleinere stukjes, maar als je daar geen zin in hebt: prima. Ga vervolgens met je handen door de kruimels en frummel het deeg een beetje tot je ook wat grotere kruimels hebt – wederom, go with your own flow. Strooi dit over je fruit heen, en schuif het gevaarte in de oven. Dik een uur mag je wel rekenen, misschien zelfs 1 uur en 10 minuten. Andere Yvette zegt bak hem in 35 tot 40 minuten gaar, maar dan is ‘ie bij Deze Yvette nog helemaal wobbly in het midden. Bak dus net zo lang tot er in het midden een sateprikker bijna droog uit komt, en niet meer zo soepig is.
En dan nu, het aller, aller lastigste: je moet hem echt even laten afkoelen. Lauw is ‘ie gewoon het lekkerst, al kan hij er dagen later zeker mee door, zolang je hem in een luchtdichte doos bewaart. Zo lang lukt dat toch niet, dus waarom ik je deze informatie geef weet ik ook niet.
En omdat je toch bergen met tijd over hebt, en omdat het mijn blog is, en als je dit leest, je toch al een internetbewoner bent: een foto van mijn kat. Die graag ook kokoskoek lust, maar op dieet zit.
Denise
De taart was lekker hoor. Heel erg zelfs.
Precies lekker kliederen met het deeg, zoals Emma dat zo leuk vindt.
Alleen: hoe heet moet de oven eigenlijk? We hadden maar wat gegokt en zijn tot de conclusie gekomen dat we daar niet zo goed in zijn. Hij was, denk ik, toch iets te hard gegaan (een beetje donker aan de randjes).
Pompelmoes
Oh! Wat onhandig van me, ik zal het even aanpassen – hij moet op 180 graden! Fijn dat hij lekker smaakte 🙂